Sierah 7 min

Het Voorval van de Olifant

Het Voorval van de Olifant

Voorafgaand aan de profetische zending vonden er indrukwekkende gebeurtenissen en goddelijke tekenen plaats. Een van de meest ingrijpende voorvallen vóór de geboorte en zending van de Profeet ﷺ was de aanval op de Eerbiedwaardige Ka‘bah, een gebeurtenis die Allah in de Koran heeft vastgelegd en verhaald. Het is algemeen bekend dat de Profeet ﷺ werd geboren in het Jaar van de Olifant, wat een van de wonderlijke uitingen van goddelijke wijsheid kan zijn. Net zoals de gebeurtenis van de olifant een zegen van Allah was voor de stam Quraish, zo was ook de geboorte van de Profeet ﷺ in datzelfde jaar een genade — niet alleen voor hen, maar voor de hele mensheid en de djinn. De gebeurtenis had een diepgaande impact op de Arabieren, met name op de stam van Quraish, die met eigen ogen zagen hoe Allah de Ka‘bah beschermde tegen het leger van Abraha, de Abessijnse heerser, en zijn oorlogsolifanten.

Historische Achtergrond

De inwoners van Nadjraan, een stad in Jemen, bekeerden zich tot het christendom aan door de oproep van Abdullāh bin ath-Thāmir. Daarop trok Dzoe Nuwaas met zijn leger naar hen toe en dwong hen het jodendom te omarmen, met de keuze tussen bekering of de dood. Zij weigerden en kozen voor de dood. Hij liet voor hen een diepe greppel graven en stak velen in brand, waarbij hij bijna twintigduizend mensen doodde. Over deze gebeurtenis openbaarde Allah Soerat al-Buroedj. Hieruit begrijpen we dat de beproevingen en vervolging van gelovigen een universele goddelijke wet zijn, bedoeld om de oprechten van de anderen te onderscheiden.

De Abessijnse verovering van Jemen

Een man uit Saba’ wist te ontsnappen an de vervolging en vluchtte op zijn paard. Hij reisde door tot hij de Romeinse keizer bereikte en hem om hulp vroeg tegen Dzoe Nuwaas en zijn leger. Omdat de inwoners van Nadjraan hetzelfde geloof aanhingen als de keizer, wilde hij helpen, maar vanwege de grote afstand schreef de keizer een brief aan de koning van Abessinië (al-Ḥabasha), die ook christen was.

De Abessijnse koning an-Naajaashie (de Negus) zond een leger van zeventigduizend man onder leiding van Aryāṭ, met in zijn troepen Abraha al-Ashram. De Abessijnen veroverden Jemen, maar later doodde Abraha Aryāṭ en nam de macht over. Om an-Naajaashie gunstig te stemmen na de moord op zijn gouverneur, bouwde Abraha een imposante kerk, al-Qullays, en schreef aan de koning: "O Koning, ik heb voor u een kerk gebouwd zoals geen enkele koning vóór u ooit heeft gehad. En ik zal niet rusten voordat ik de bedevaart van de Arabieren hiernaartoe heb verlegd."

De Belediging van de Kerk en Abraha’s Mars naar Mekka

Toen een Arabier uit de stam Kināna hiervan hoorde, voelde hij zich diep gekrenkt. Uit verontwaardiging over de vergelijking met de Ka‘bah drong hij de kerk binnen en ontheiligde haar door er zijn behoefte te doen. Toen Abraha dit vernam, werd hij woedend en zwoer de Ka‘bah te vernietigen om zo de bedevaart naar zijn kerk af te dwingen. Met een groot leger, versterkt door oorlogsolifanten, trok hij op naar Mekka. 

Tijdens zijn opmars naar Mekka stuitte Abraha op weerstand van Arabische stammen. Dankzij zijn militaire overmacht wist hij hen te verslaan en rukte hij verder op. Toen Abraha Ta’if bereikte, kwamen enkele mannen van de stam Thaqīf naar hem toe. Om hun eigen heiligdom, gewijd aan de afgod al-Laat, te beschermen, vertelden ze hem dat de tempel die hij zocht niet bij hen was, maar in Mekka. Abraha waardeerde hun overgave en behandelde hen vriendelijk. Als teken van goede wil stuurden ze een gids met hem mee, Abu Righaal, om hem de weg naar de Ka‘ba te wijzen.

Met Abū Righāl aan zijn zijde trok Abraha verder totdat hij aankwam bij al-Mughammas—tegenwoordig bekend als al-Waadī al-Akhdar, ten noordoosten van ‘Arafah. Daar overleed Abū Righāl, waarna de Arabieren zijn graf verachtten en met stenen bekogelden.

Abraha komt in Mekka aan

Bij aankomst in de omgeving van Mekka stuurde hij een boodschapper naar ‘Abd al-Muṭṭalib bin Hāshim (de grootvader van de Profeet ﷺ), met de boodschap dat hij geen oorlog zocht, maar enkel de Ka‘bah wilde vernietigen. ‘Abd al-Muṭṭalib zocht Abraha op, maar in plaats van over de Ka‘bah te onderhandelen, vroeg hij om de teruggave van zijn kamelen die door het leger waren buitgemaakt. Abraha was verbaasd en vroeg waarom hij zich niet bekommerde om de Ka‘bah. Hierop antwoordde ‘Abd al-Muṭṭalib met de legendarische woorden:

"Ik ben de eigenaar van de kamelen, maar de Ka‘ba heeft een Heer die haar zal beschermen."

Het is opvallend dat ‘Abd al-Muṭṭalib niet beweerde dat de afgoden al-Ka'bah zouden verdedigen, ondanks dat hij hen aanbad. In plaats daarvan erkende hij Allah als de ware Heer van het Heilige Huis. Evenzo riepen de Arabieren in tijden van grote nood Allah om hulp.

Goddelijke Interventie en de Ondergang van Abraha’s Leger

Bij het aanbreken van de ochtend maakte Abraha zijn leger gereed om Mekka binnen te trekken en richtte hij zijn olifant, genaamd Maḥmoed, in die richting. Ze sloegen het dier om hem te laten opstaan, maar hij weigerde. Toen sloegen ze hem op het hoofd, maar hij bleef liggen. Vervolgens staken ze hem met een gebogen ijzeren haak in de onderbuik, waardoor hij hevig bloedde, maar nog steeds weigerde hij op te staan.

Toen ze hem naar Jemen draaiden, begon hij te rennen. Ze wendden hem naar het noorden, en hij begon weer te rennene. Daarna richtten ze hem naar het oosten, en opnieuw liep hij weg. Maar zodra ze hem naar Mekka keerden, zakte hij door zijn poten en weigerde te bewegen.

Allah zond zwermen vogels die kleine stenen van gebakken klei op het leger lieten vallen. De stenen richtten verwoesting aan, zoals de Koran beschrijft:

"Heb jij niet gezien hoe jouw Heer de mensen van de olifant behandelde? Heeft Hij hun plan niet tenietgedaan? En Hij zond op hen zwermen vogels, Die hen met stenen van gebakken klei bekogelden, En Hij maakte hen als afgekloven bladeren." [Soerat Al-Fiel, 1-5]

De stenen doorboorden de soldaten, waardoor zij op slag werden gedood en het leger volledig werd vernietigd. Abraha’s plan werd verijdeld nog vóór hij de Ka‘bah kon bereiken.

Lessen uit het Voorval van de Olifant

  1. Allah beschermt Zijn Heilige Huis – Door de eeuwen heen heeft Allah de Ka‘bah bewaard tegen verwoesting, ondanks vele pogingen om haar schade toe te brengen.
  2. Onrechtvaardigheid leidt tot ondergang – Net zoals Abraha’s arrogantie en onrechtvaardigheid zijn einde betekenden, zullen alle tirannen uiteindelijk hun ondergang vinden.
  3. Allahs wil overstijgt alles – Ondanks de militaire macht van Abraha’s leger, werd hij door een goddelijk ingrijpen verslagen door iets ogenschijnlijk kleins: zwermen vogels.
  4. Dankbaarheid jegens Allah – Na deze gebeurtenis werd Soerat Quraish geopenbaard, waarin de stam van Quraish wordt opgeroepen Allah te danken voor Zijn zegeningen.
  5. De strijd tussen goed en kwaad – Dit laat ook zien dat de strijd tussen waarheid en valsheid, en tussen goed en kwaad, een voortdurende realiteit is die nooit ophoudt. De vijanden van Allah blijven onophoudelijk Zijn religie tegenwerken en Zijn volgelingen bestrijden.
  6. Een voorteken van het Profeetschap – Deze gebeurtenis was een duidelijk wonder en een onmiskenbaar bewijs van het profeetschap. Ze vormde een voorbereiding op de zending van de Profeet ﷺ, temeer omdat hij in datzelfde jaar werd geboren. 

Conclusie

Het verhaal van de Mensen van de Olifant is niet slechts een historisch voorval, maar een tijdloos voorbeeld van Allahs macht en gerechtigheid. Het bevestigt dat Allah Zijn Heilige Huis beschermt en herinnert gelovigen eraan dat onrechtvaardige heersers, hoe machtig ook, uiteindelijk aan hun einde komen.

Gepubliceerd op 26 januari 2025

Categorie: Sierah

Klaar voor jouw Umrah reis?

Nog hulp nodig?

Meer Artikelen Lezen?

Ontdek meer waardevolle artikelen over Umrah, spirituele reizen en islamitische cultuur.